De Koffiecultuur
Forfatter: J. Hagen
År: 1924
Forlag: H. D. Tjeenk Willink & Zoon
Sted: Haarlem
Sider: 95
UDK: 663.93 Hag
Onze koloniale landbouw.
Twaalf populaire handboekjes over nederlandschindische landbouwproducten, onder redactie van dr. j. dekker
Søgning i bogen
Den bedste måde at søge i bogen er ved at downloade PDF'en og søge i den.
Derved får du fremhævet ordene visuelt direkte på billedet af siden.
Digitaliseret bog
Bogens tekst er maskinlæst, så der kan være en del fejl og mangler.
22
DE QUILLOUKOFFIE
zit echter in de kleur van de jongste blaadjes (poepoes), die bij Ouillou licht roestbruin of geelbruin is, bij Robusta lichtgroen of geelgroen. Het volwassen blad is bij Quillou ook eenigszins lichtgroen, lichter althans dan bij Robusta. Voorts is de stand der bladeren aan de primaire takken verschillend; bij Quillou zijn de bladeren aan de primaire takken meer omlaag gericht, hangend (wat ook bij sommige Robusta-typen voorkomt). Dezelfde neiging van de Quilloubladeren om meer omlaag te staan, komt ook bij de hoofdtakken te voorschijn: de hoofdtakken bij Robusta staan n.l. eenigszins schuin omhoog gericht, bij Quillou echter meer horizontaal; zoodoende wordt de bladkroon wat breeder in omvang en moet de plantwijdte ook iets grooter genomen worden dan bij Robusta.
Belangrijk is ook de lichtroode of beter gezegd de vermiljoen-roode of helroode kleur der rijpe bes, die zooals gezegd bij Robusta donker carmijnrood is met een blauwachtig waas, terwijl de kleur van het zilvervlies vuilbruin is. De uitlevering is hier zeer gunstig, n.l. 4 op 1.
Deze koffie komt echter een jaar later in productie, welk nadeel ruimschoots opgewogen wordt door den grooten oogst, dien zij bij rationeele behandeling blijkt te kunnen geven. Zij schijnt zoo goed als geen schaduw noodig te hebben, terwijl zij een flinken en geregelden snoei vraagt.
___________
De Canephorakoffie.
Canephora onderscheidt zieh o. a. door de bronskleur der zeer jonge bessen; bij rijpheid zijn de bessen vermiljoenrood, zooals bij Ouillou; het blauwachtige waas van Robusta ontbreekt. Het meest opvallende morphologische kenmerk is de vorm van het blad. Het blad van Canephora is n.l. kleiner en vooral smaller en meer puntig toeloopend dan dat der twee voorgaande, het is ook niet zoo slap, maar eerder een klein weinig leerachtig en niet gegolfd maar vlak. De bladvoet is niet hartvormig maar afloopend. Zij schijnt veel last te hebben van bladziekte, zoodat deze soort wel geen groote toekomst zal hebben. De uitlevering is 41/« op 1.