De Koffiecultuur

KEUZE DER GRONDEN ONTGINNING Cü H invloed. De ondervinding toch van den Oostmoesson van 1913 heeft geleerd, dat de Robustakoffie niet zoo goed bestand is tegen een langdurige droogte, terwijl wij planters voor onze Javakoffie gaarne een flinken Oostmoesson hebben. 30. Doorstaande winden zijn zeer siecht voor de koffie. 40. Men kieze terreinen voorzien van levend water; wanneer een flinke rivier door het complex stroomt des te beter; men kan dan later voor de bereiding van het product over waterkracht beschikken. Ook kan het ons niet onverschillig zijn, indien we in onze bosschen deugdelijke houtsoorten hebben, waaraan we bij de bouwerij onzer huizen en etablissementen zoo groote behoefte hebben. Niet altijd heeft men streng gelet op de boven genoemde eischen; het gevolg hiervan is geweest, dat men vele terreinen in exploitatie heeft gebracht, die reeds de kiem van mislukking medebrachten, waardoor groote kapitalen verloren gingen. De koffie op dergelijke minder deugdelijke gronden geplant, had dadelijk sterk te lijden van hare ontelbare vij anden en kon daaraan geen weerstand bieden. b. Ontginning We gaan uit van ’t gunstigste geval, n.l. dat we de beschikking hebben over een complex woeste gronden, dat aan de eischen, in de vorige bladzijde opgenoemd, voldoet en dat niet te klein, liefst 500 tot 1000 bouws (1 bouw is 7096.5 M2.) groot is. Het eerste wat ons te doen Staat is een geschikte piek te zoeken, waar we onze primitieve huizen voor ons en ons werkvolk kunnen bouwen; eerst wanneer dit een eind op streek is, kunnen we de preparatieven maken voor de a.s. boschkapperij Daar we het boschkappen steeds in aanneming laten uitvoeren, verdient het aanbeveling, het te kappen terrein eerst in evengroote Vierkante stukken te verdeelen; zoodoende voorkomt men eventueel reclames van de boschkappers, die altijd meer betaling eischen dan waarop zij recht hebben.