De Koffiecultuur
Forfatter: J. Hagen
År: 1924
Forlag: H. D. Tjeenk Willink & Zoon
Sted: Haarlem
Sider: 95
UDK: 663.93 Hag
Onze koloniale landbouw.
Twaalf populaire handboekjes over nederlandschindische landbouwproducten, onder redactie van dr. j. dekker
Søgning i bogen
Den bedste måde at søge i bogen er ved at downloade PDF'en og søge i den.
Derved får du fremhævet ordene visuelt direkte på billedet af siden.
Digitaliseret bog
Bogens tekst er maskinlæst, så der kan være en del fejl og mangler.
HOOFDSTUK IV
CULTUUR
a. Keuze der gronden
Daar de koffieboom hooge eischen stelt aan den bodem, zoo kan men niet te zorgvuldig zijn in de keuze der gronden. Hij vraagt n.l. een rijken doorlatenden en lossen grond, waarin dus geen ondoorlatende lagen mögen voorkomen. De penwortel moet zieh ongestoord kunnen ontwikkelen, iets wat onmogelijk is, wan-neer men, zooals veel voorkomt, op geringe diepte reeds padas-lagen aantreft. — Bij voorkeur zullen dus maagdelijke bosch-gronden in aanmerking komen; op dergelijke humusrijke gronden groeien de boomen zeer weelderig en ziet men hen getooid met donkergroene bladeren. — De eischen, die men dan nog stellen moet, zijn:
i°. de terreinen mögen niet geäccidenteerd zijn en ik zou zelfs zeggen, hoe vlakker hoe beter.
2°. Hoewel de koffie van af zeehoogte tot wel 5000 voet daar-boven groeien kan, zoo heeft toch elke soort voor een zekere hoogte boven zee, een voorkeur. Zoo zijn Robusta en Liberia-koffie meer voor de lagere gronden geschikt, tot ongeveer 2500 voet, terwijl Javakoffie veel hooger tot 4000 voet en hooger gedijt. Ook de regenval en hare verdeeling, (men verlangt voor de koffie een regenval van minstens 1500 m.M. per jaar) hebben grooten