De Koffiecultuur
Forfatter: J. Hagen
År: 1924
Forlag: H. D. Tjeenk Willink & Zoon
Sted: Haarlem
Sider: 95
UDK: 663.93 Hag
Onze koloniale landbouw.
Twaalf populaire handboekjes over nederlandschindische landbouwproducten, onder redactie van dr. j. dekker
Søgning i bogen
Den bedste måde at søge i bogen er ved at downloade PDF'en og søge i den.
Derved får du fremhævet ordene visuelt direkte på billedet af siden.
Digitaliseret bog
Bogens tekst er maskinlæst, så der kan være en del fejl og mangler.
38
KWEEKERIJEN
We hebben hiervoor een zachthellend of vlak terrein noodig, niet te ver van het water, om in tijden van groote droogte te kunnen begieten. Het terrein wordt verdeeld in bedden van höchstens vier voet breedte, (dit laatste omdat breedere bedden lästig te onderhouden zijn), waartusschen goten gegraven worden van x/2 tot i voet breedte. We zorgen er voor, dat de water-afvoer door deze goten regelmatig “kan plaats hebben, zoodat er geen drassige plekken ontstaan.
De bedden zelf worden flink bewerkt met patjoel en vork en van alle onkruiden en wortelresten gezuiverd, de grond uit de goten wordt gelijkelijk over de bedden verdeeld. Intusschen heeft men het geheele terrein van kunstmatige schaduw voorzien, welke zoo hoog op een raam van bamboe wordt aangebracht, dat men rechtop in de kweekerijen kan loopen.
Vroeger zocht men dan in bestaande oude koffietuinen opslag, de daar onder de boomen van zelf ontkiemde plantjes, en plantte dezen opslag in de bedden. Het behoeft geen betoog, dat dit geen goede methode kan wezen, daar we zoodoende niets van de herkomst van het zaad afweten. We kunnen integendeel niet te streng zijn in de verzameling van onze zaadkoffie en moeten overtuigd zijn, dat zij met de grootst mogelijke zorg geplukt is van de krachtigste en gezondste moederboomen.
Daar vele koffiesoorten, zooals Liberia, Abeokuta en Robusta sterk varieeren, is het zelfs noodig alleen van die boomen zaadkoffie te doen plukken, welke wij voor ons doel het meest geschikt achten en dat wel onder direct Europeesch toezicht.
Vele planters prefereeren zaadwisseling, dus invoer van zaad uit andere streken. Ik voor mij geloof, dat wij daarmede zeer voorzichtig dienen te zijn, en alleen uit die streken moeten im-porteeren, waar het klimaat slechts weinig met het onze verschilf. Het zou anders zeer goed kunnen zijn, dat onze aanplant een acclimatisatie-proces moest doormaken, waarvan de uitslag twijfel-achtig kan zijn.
Heeft men nu de zaadboomen zelf nauwkeurig uitgezocht, en is de koffie zooals gezegd onder Europeesch toezicht geplukt, dan worden de boonen met de band ontbolsterd en door middel