De Koffiecultuur

ENTEN 41 diepte, waarin het plant]e gezet wordt. — De aarde wordt met de hånd in het pootgat gedaan, het plant je opgetrokken tot de vereischte hoogte, waarna de grond met de hånd of met de sollet licht aangedrukt wordt. Zoodoende is men zeker, dat de wortel niet gekromd wordt. Men houdt verder gedurende den geheelen kweektijd de bedden geheel vrij van onkruid en geeft een paar malen met de sollet eene kleine grondbewerking tusschen de plantj es om den door de regens dichtgeslagen bodem weder te openen. In den vollen Oost-moesson kan het noodig zijn de bedden te begieten, ofschoon men hiertoe niet te spoedig moet overgaan, de plantjes kunnen zeer goed droogte verdragen. Daar de jonge planten in het te beplanten terrein in de volle zon komen te staan, zoo is het noodig de kunstmatige schaduw lang-zaam aan weg te nemen, zoodat zij ten laatste geheel vrij staan. Behalve de beschreven, vrij wel algemeen toegepaste methode van aanleg en onderhoud van kweekerijen, kan men het zaad nog uitleggen in mandjes van gevlochten bamboe, overlangs gespleten groote bamboekokers, bloempotten al of niet overlangs doorgezaagd, mestpotten enz.; het zijn de omstandigheden, die hier bepalen of wij deze werkwijze zullen toepassen. e. Enten Wij hebben er reeds op gewezen, dat sommige soorten van koffie en hieronder vooral de hybriden zeer variabel zijn, zoodat deze door uitzaaing niet kunnen worden vermenigvuldigd. Men heeft daarom zijn toevlucht genomen tot enten en is daarin zeer goed geslaagd. Als onderstam wordt in den regel de Liberia genomen, daar zij een krachtig wortelstelsel bezit en niet zoo vatbaar is voor wortelparasieten. — Men heeft in het algemeen twee wij zen van enten toegepast, de verenting met plakenten en die met griffels. Bij de eerste wordt een schuin afgesneden stuk entrijs tegen een evenzoo schuin afgesneden Liberiastammetje gelegd en vast gebenden; bij de tweede wordt het entrijs aan