De Koffiecultuur

44 SCHADUW voordeel der schaduw, de mate van schaduw toch is een soort regelaar voor de vruchtdracht en hoe meer vruchtdracht hoe sterker men de bladziekte ziet optreden; hoe meer schaduw nu hoe minder vrucht. Later bij de vij anden der koffie kom ik hierop terug. De eischen die men aan de schaduwboomen moet stellen zijn: i°. De boomen moeten snel groeien, zoo snel dat zij na het eerste jaar reeds beschutting beginnen te geven. 2°. De schaduw moet niet te dicht zijn. 3°. De boomen moeten zieh 'gemakkelijk laten snoeien en het snoeien goed verdragen. 4°. Zij moeten bestand zijn tegen den wind. 5°. Zij mögen den bodem niet uitputten en moeten dien zoo mogelijk verrijken. 6°. Het wortelstelsel van den schaduwboom mag de koffie niet hinderen. Het is duidelijk, dat het niet gemakkelijk is een boom te vinden, die aan al deze eischen voldoet. Tot voor korten tijd werd in hoofdzaak de Dadap (Erythrina lithos-perma) als schaduwboom gebezigd en wel in twee variéteiten n.l. de dadap serep en de dadap solo. De eerste geeft kiembare zaden, de tweede niet. De zaadplanten echter van de serep hebben meestal een massa dorens, zoodat men voornamelijk met stekken plant. De stekken worden 2 voet lang genomen van ongeveer polsdikte. Verder mögen zij niet te oud zijn en moet het mergkanaal wit zijn. Zij worden schuin in den grond en stevig met de voeten daarin vast gezet. Spoedig loopen de stekken uit, men houdt dan den sterksten uitlooper aan. De dadap heeft de volgende eigenschappen: zij behoort tot de Papilionaceae en voldoet dus aan punt 5; groeit snel en geeft geen al te dichte schaduw, terwijl zij gemakkelijk te snoeien is. Verder vallen haar bladeren geregelt! af, waardoor ze eene blad-laag op den bodem vormt, waarin de fijne wortels van de koffie gaarne groeien. Jammer maar, dat zij lang niet overal groeien wil en dat zij in de laatste jaren het slachtoffer is van vele ziekten en plagen.