De Koffiecultuur
Forfatter: J. Hagen
År: 1924
Forlag: H. D. Tjeenk Willink & Zoon
Sted: Haarlem
Sider: 95
UDK: 663.93 Hag
Onze koloniale landbouw.
Twaalf populaire handboekjes over nederlandschindische landbouwproducten, onder redactie van dr. j. dekker
Søgning i bogen
Den bedste måde at søge i bogen er ved at downloade PDF'en og søge i den.
Derved får du fremhævet ordene visuelt direkte på billedet af siden.
Digitaliseret bog
Bogens tekst er maskinlæst, så der kan være en del fejl og mangler.
6c
DE ROBUSTA BOEBOEK
zoodat de vegetatieve deelen boven het gat gaan kwijnen. Men dient deze takjes dus ten spoedigste af te snijden en te verbranden.
5. De Robusta boeboek (Xyleborus compactus)
Het is een kevertje, dat zieh in de houtige takken der boomen inboort. Wanneer men nauwkeurig een aangetast takje beschouwt, dan ziet men meestal aan den onderkant een boorgaatje van i m.M. doorsnede. In den regel is het gat niet gemakkelijk te vinden; eerst als het witte boormeel uit het gaatje te voorschijn komt, verraadt de boeboek zieh en nog later natuurlijk door het afvallen der bladeren en het afsterven der takken. — Snijdt men een takje open, dan vindt men in het merg een kleine holte, die volgepropt is met alle ontwikkelingsstadien van het insect: eieren, larven, poppen, volwassen kevers liggen door elkaar. Het volwassen wijfje is 1.5 tot 1.8 m.M. lang en over het lichaam bruin gekleurd; pas ontwikkelde kevers zien er geelachtig uit terwijl oude insecten zwartbruin worden. Op ieder dekschild is een donkere vlek te zien. Van boven gezien is alleen het be-trekkelijk lange borststuk (prothorax) en het achterlijf waar te nemen, de kop is geheel onder het borststuk verborgen. Dit laatste draagt van voren talrijke wratjes en het geheele lichaam is met fijne haren bezet. Een ander voorkomen vertoont het man-netje, men zou zelfs kunnen beweren, dat het een andere species was. Zij zijn veel kleiner en helderbruin gekleurd. Het lichaam is ovaal, niet zoo langwerpig en rolvormig als bij de wijfjes; vleugels ontbreken geheel, zoodat ze dus niet kunnen vliegen.
In de groote boorgang, in het merg van den tak, legt liet wijfje verschillende hoopjes van kleurlooze eieren, soms tot 70 stuks. Daaruit ontstaan larven, die ruim 2 m.M. lang en 1 m.M. dik zijn. Haar lichaam is wit, de kop iets geelachtig. Pooten ontbreken, zoodat zij zieh siecht bewegen kunnen. De boorgangen worden alleen door het wijfje aangelegd en bestaan uit een ge-deelte loodrecht op de as van den tak door het hout en een ander