De Koffiecultuur

DE KOFFIEBESSEN BOEBOEK 63 zijn pootloos, sterk gekromd en wit van kleur, terwijl zij 2.4 m.M. lang worden. Zij voeden zieh met den inhoud van de koffieboon. Het larvestadium duurt 10 tot 21 dagen en gemiddeld 2 weken. De pop is wit, 2 m.M. lang, dit stadium duurt ongeveer 5 dagen. Wij zien hieruit hoe ernstig deze plaag kan worden, temeer daar alle koffiesoorten aangetast worden. De verspreiding van de boeboek wordt bovendien zeer in de hånd gewerkt door de overbrenging van de eene streek naar de andere, door het zaad en verder kunnen de koelies de kevers overbrengen met de plukzakken etc. van de eene naar de andere onderneming. Ook in de uitwerpselen van de loewak worden vaak levende kevers, poppen, larven en eieren aangetroffen. Tot nu toe is een afdoende bestrijding van deze plaag niet gevonden. Wel is er eene schimmel aangetroffen, Botrytis Stepha-nodoris Bally, die op de kevers parasiteerend, hier en daar nut heeft afgeworpen, echter is het niet gelukt haar krachtdadig te doen optreden wanneer wij haar noodig hebben. Ook op de larve komt eene schimmel voor, de Spicaria javanica, doch veel zeld-zamer. Verder wordt veel verwacht van de Ugandasche sluipwesp, daar deze vijand in Uganda wel een merkbaren invloed op de plaag schijnt te hebben. Men heeft daarom maatregelen genomen om deze parasiet uit Uganda naar O.-I. over te brengen. Door een onzer planters, den heer Davelaar werd een verdel-gingsmethode uitgedacht, de z.g. smeermethode, die door genoem-den heer en Dr. Hallauer nader wordt bestudeerd. Deze methode waarbij de bessen met een mengsel van radersmeer en petroleum worden ingesmeerd heeft zeker veel goeds, vooral daar waar men nog in den aanvang der bezoeking is. Tenslotte wordt de rampas-methode toegepast, de methode Leefmans. Deze heeft ten doel de tuinen een tijd lang geheel vrij te maken van bessen, die als voedsel voor het broed kunnen dienen, (bessen met hårde zaadlobben), zoodat de aanwezige kevers omkomen, zonder nakomelingschap te hebben voortgebracht. Men kiest daartoe het tijdstip, dat het geringste aantal bessen aan de boomen zit, dus als de oogst geheel of bijna geheel binnen is en de jonge vrucht van den nieuwen oogst nog te jong is om